In Hebreeën1:1-8 lezen we iets heel indrukwekkends over Gods grootte:

Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon, Die Hij Erfgenaam gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft. Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen. Hij is zoveel meer geworden dan de engelen als de Naam die Hij als erfdeel ontvangen heeft, voortreffelijker is dan die van hen. Want tegen wie van de engelen heeft God ooit gezegd: U bent Mijn Zoon, heden heb Ik U verwekt? En verder: Ik zal voor Hem tot een Vader zijn, en Hij zal voor Mij tot een Zoon zijn? En wanneer Hij vervolgens de Eerstgeborene in de wereld brengt, zegt Hij: En laten alle engelen van God Hem aanbidden. En van de engelen zegt Hij weliswaar: Die Zijn engelen maakt tot geesten en Zijn dienaren tot een vuurvlam, maar tegen de Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, bestaat in alle eeuwigheid. De scepter van Uw koninkrijk is een scepter van het recht.

Deze acht verzen laten ons zien dat Jezus de Allerhoogste is en dat niemand aan Hem gelijk is. Hier wordt het volgende duidelijk:

• God spreekt tot ons door Zijn Zoon.

• Jezus is de Erfgenaam van alles.

• God heeft de wereld door Jezus gemaakt.

• Jezus is het Evenbeeld van de Heerlijkheid van de Vader.

• Hij draagt alle dingen door Zijn krachtig woord.

• Hij reinigt ons van onze zonden.

• Hij is onze lofprijzing waardig.

• Jezus is de Zoon van God, geen engel.

• Jezus is Zelf God.

We moeten ons er steeds weer bewust van zijn hoe groot God is en dat Hij voor eeuwig op de troon zit. Niets en niemand is gelijk aan Hem.

Bekijk hier de bijpassende uitzending: De wonderbare Zoon Gods